Museum van de Haat by Roger Cremers NRC Handelsblad

Museum van de haat

Het is het symbool bij uitstek van de donkerste periode uit de Europese geschiedenis. Maar een echte Europese zaak is Auschwitz opmerkelijk genoeg niet. De Europese Unie draagt in de praktijk nauwelijks bij aan het onderhoud van het voormalige Duitse vernietigingskamp, in het zuiden van Polen, waar honderdduizenden Europese Joden op beestachtige wijze werden vermoord.

Deze zomer deed het museum opnieuw een vertwijfelde oproep aan de internationale gemeenschap om met geld over de brug te komen, want de barakken en vroegere gaskamers staan op drassige grond en zakken letterlijk weg in de modder. „Iedereen is het eens over het belang van dit monument”, zegt woordvoerder Jarek Mensfelt. „Maar iedereen lijkt daardoor ook aan te nemen dat het met de financiering ook wel in orde zal zijn. Niets is minder waar.”

Auschwitz is altijd een problematisch museum geweest, niet gewijd aan de schoonheid, maar aan de haat, een onderwerp waar sponsors kennelijk niet voor in de rij staan. Op dit moment komt slechts 226.000 euro (3 procent van de totale begroting van ongeveer 7 miljoen euro) uit het buitenland, inclusief de EU. De rest wordt gedragen door de Poolse staat en door het museum zelf, met de verkoop van boeken en rondleidingen, waarvoor betaald moet worden, want verder is de toegang gratis.

Naar schatting 63 miljoen euro is nodig om het monument van de ondergang te redden. Vooral in Birkenau, het satellietkamp enkele kilometers verderop, zijn de problemen groot. Want anders dan in Auschwitz zelf zijn de barakken daar overwegend van hout en veel kwets- baarder. Maar ook de uitgebreide Duitse kampadministratie loopt gevaar: de inkt daarvan is steeds moeilijker leesbaar.

Bijkomend probleem is dat het voormalige vernietigingskamp sinds de val van het communisme in Polen en de opkomst van het massatoerisme onder de voet wordt gelopen. Vorig jaar stond de teller pas stil bij 1,2 miljoen, het hoogste aantal ooit. „Er zijn hier continu verkeersopstoppingen”, zegt Mensfelt. „Die belangstelling is fantastisch, maar groeit ons boven het hoofd.” Op extreem drukke dagen wordt het verkeer eerst naar het vijf maal grotere, maar minder bekende Birkenau geleid.

Op het kampterrein geldt een trits gedragsregels: fastfood, bikini’s, blote bovenlijven, mobiele telefoons, radio’s, honden, fietsen en koffers zijn verboden. Fotograferen en filmen mag, maar niet in de gebouwen met de achter glas tentoongestelde stapels afgeknipte haren, koffers en schoenen van slachtoffers, een regel die geregeld wordt geschonden, getuige de vele foto’s op internet. De belangrijkste regel – de inachtneming van stilte – dreigde ook onhoudbaar te worden door de massale belangstelling. Sinds april zijn koptelefoons daarom verplicht tijdens rondleidingen, om geschreeuw te voorkomen.

Ook de tentoonstelling op het terrein is na zestig jaar dringend toe aan ver- nieuwing. „Vlak na de oorlog hoefde er niet veel te worden uitgelegd”, zegt Mensfelt. „Maar wie hier nu rondloopt als een onbeschreven blad zou de indruk kunnen krijgen dat de Holocaust alleen maar slachtoffers kende en geen da- ders.” Daarom wordt aan een nieuwe tentoonstelling gewerkt waarin aandacht komt voor de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. „Auschwitz”, zegt Mensfelt, „moet weer in een historische context worden geplaatst, om te voorkomen dat het voor jonge genera- ties een freakshow wordt.”

Het museum rekent voor de verwe- zenlijking van al die plannen vooral op steun van de EU, waarvan Auschwitz immers vaak de wieg wordt genoemd. Maar vooralsnog moet het, net als andere mu- sea, gewoon in Brussel in de rij staan voor subsidie en bergen aanvraagformulieren invullen. Regels zijn regels.

Published

NRC Handelsblad

Text

Stéphane Alonso

Date

27 september 2008