Parool Interview Kees Keijer

‘Ik heb mezelf nooit als kunstenaar gezien’

Roger Cremers fotografeerde mensen die als hobby in de huid van een oorlogssoldaat kruipen. Tot zijn verbazing hangen zijn foto’s nu op een tentoonstelling in Florence.

KEES KEIJER

Voordat hij erheen ging, kende hij het gebouw alleen van Wikipedia. Toen de Amsterdamse fotograaf Roger Cremers (1972) onlangs werd gevraagd om in Palazzo Strozzi te exposeren, was hij totaal verrast. “Na een milliseconde nadenken dacht ik alleen: wat een enorme eer!”

Cremers’ foto’s hangen nu in het prestigieuze gebouw in Florence. Ze maken deel uit van Declining democracy, een tentoonstelling met hedendaagse kunst over het veranderende politieke klimaat in de westerse wereld.
Roger Cremers maakte de afgelopen jaren snel naam als fotojournalist. Hij werkt regelmatig voor NRC Handelsblad, Intermediair, Folia en De Groene Amsterdammer. Aan tentoonstellingen had hij daarentegen slechts sporadisch meegedaan. Dit jaar hing zijn werk alleen op een expositie bij Mediamatic in de Vijzelstraat.

Toch werden zijn foto’s opgepikt door de curator in Florence, die ze helemaal vond aansluiten bij het thema van de tentoonstelling.
Als Cremers voor de indrukwekkende façade van Palazzo Strozzi staat, lijkt de situatie nog steeds niet tot hem te zijn doorgedrongen. “Toen ik hier de straat binnenliep en het gebouw zag, dacht ik alleen maar: Jezus, jongens!” Hij ziet zijn naam op de gevel, met beroemde kunstenaars als Thomas Hirschhorn, Artur Zmijewski en Francis Alÿs. Ernaast hangt de aankondiging van een andere tentoonstelling in het gebouw, met Botticelli en andere grote meesters uit de renaissance. “Onderweg zag ik mijn naam op allerlei posters in de stad hangen. En ze zijn nu bezig om de stadsbussen in Florence te voorzien van stickers met mijn naam.” Het doet Cremers denken aan Forrest Gump, die in de gelijknamige film onbedoeld geschiedenis schrijft door toevallig steeds op de juiste plaats te zijn. “Het rare is ook dat ik dit helemaal niet heb op gezocht. Ik heb er nooit werk van gemaakt om carrière te maken; ik ga ook nooit naar de juiste feestjes om te netwerken. Daar ben ik gewoon niet mee bezig.”

Ook tijdens de drukbezochte persconferentie en de feestelijke opening van de tentoonstelling heeft Cremers het gevoel in een onwerkelijke situatie te zijn beland. “Vreemd dat ik steeds the artist word genoemd. Iedereen toont zo veel respect voor wat ik doe. Ik heb mezelf helemaal nooit als ‘de kunstenaar’ gezien. Het klinkt heel groot allemaal.” Exposeren in Palazzo Strozzi is niet het eerste ‘Forrest Gumpmoment’ voor Cremers. In 2009 won hij de eerste prijs van Wold Press Photo in de categorie Arts and Entertainment, met een reportage over Auschwitz. “Dat was min of meer hetzelfde. Ik had een bepaald beeld van fotografen. Ik was nog maar net zelfstandig werkzaam en keek op tegen allerlei bekende collega’s. Helemaal bovenaan de piramide had je World Press-winnaars, als onbereikbare grootheden. Maar plotseling hoorde ik daar ook bij. Heel onwerkelijk.” In die serie over Auschwitz laat Cremers zien hoe het voormalige concentratiekamp niet alleen een zwaarbeladen herinneringsplek is, maar ook een toeristische attractie. Barakken, prikkeldraad en de beruchte spoorlijn worden gefotografeerd door dagjesmensen in vrijetijdskleding of trainingspak. “Een groot deel van de bezoekers komt er om te gedenken, maar anderen gedragen zich alsof ze in de Keukenhof zijn. Ik focus op de mensen die Auschwitz gebruiken als een dagje uit.”

Ik heb een ironische blik en ik houd een spiegel voor.

Door één van de meest beladen plekken op aarde met ironie te overgieten, balanceert Cremers op een dunne draad, beseft hij. “Op de Noordermarkt maakt het allemaal niet uit. Daar kan alles grappig worden. Maar als je in Auschwitz ironie wilt gebruiken, moet je heel goed weten wat je doet. Anders ben je gewoon een klootzak.”
“Daarom probeer ik nooit lollig te doen. Ik heb een ironische blik en ik houd een spiegel voor. Maar het kan te ver gaan. Als ik een overlevende op het verkeerdemoment had gekozen, zou zo iemand uiterst lullig op de foto kunnen komen. Dat doe ik dus nooit. Ik houd een zekere afstanden blijf beschouwend.”

De foto’s in Florence vormen een vervolg op de Auschwitzserie. Cremers fotografeerde reënactors, mensen die in authentieke kleding veldslagen uit de Tweede Wereldoorlog naspelen. Het naspelen van historische gebeurtenissen is inter nationaal een fenomeen geworden en beslaat alle periodes, van de prehistorie tot de moderne tijd. Cremers richt zich specifiek op de Tweede Wereldoorlog. “Ik wilde een antwoord zoeken op de vraag hoe mensen tegenwoordig omgaan met die oorlog. Het is nu meer dan 65 jaar geleden, dus die oorlog is met pensioen. Zo kun je het zien. Aan de andere kant is de Tweede Wereldoorlog nog steeds in heel veel hoofden aanwezig. Van slachtoffers en hun kinderen, maar ook van mensen die zich elk weekeinde verkleden en het leven van een soldaat proberen te imiteren.”

Cemers betrapt de reënactors vaak op een moment waarop ze uithunrol vallen. Soldaten maken met hunmobieltje foto’s van elkaar. Een Wehrmachtofficier verschuilt zichtijdens eennagespeelde bevrijding grijnzend achter een elektriciteitskastje. Een andere soldaat waant zich onbespied in het bos, met een grote zak patat. Drie geallieerde soldaten hebben zojuist hun mitrailleur uit een gele Suzuki gehaald. Reënactors doen hun uiterste best om in de huid te kruipen van een soldaat, NSB’er of verpleegster, maar Cremers plaatst ze ondubbelzinnig terug in de 21ste eeuw. De foto’s roepen ook vragen op over de motivatie van de deelnemers. Wat bezielt iemand om op zijn vrije zaterdag uren in een Duits uniform rond te lopen?
“Op het Europese vasteland is men terughoudend met Duitse uniformen. SS-symbolen en hakenkruizen zijn hier uit den boze. In Engeland en Amerika zijn ze daar veel gemakkelijker in. Daar kun je ls Hitler rondlopen en lachend je rechterarm opsteken. Ze hebben daar hele SS-pantserbrigades. Je weet niet wat je ziet!” “Mensen die Duitsers spelen hebben altijd iets uit te leggen. Reënactors zetten ook grote waarschuwingen op hun internetsite, waarin ze benadrukken dat ze niet extreem rechts zijn. Ze willen geen sympathie wekken voor ideologieën uit die tijd, maar gewoon een historische studiegroep zijn.”

De groepsleden doen verschrikkelijk hun best om zo authentiek mogelijk over te komen. Toch krijg je bij Cremers’ foto’s van middelbare mannen met scheefgezakte legerhelmen vaak de indruk dat je naar een scène uit Jiskefet zit te kijken. “Aanvankelijk had ik het gevoel door een poppenkast te lopen. De uniformen kloppen precies, tot en met de onderbroek. Maar het zit niet in de ogen. Ze hebben nooit angst gehad. Daardoor zie je dat het een hobby is. Ze lijken wel, maar ze zijn het niet. Juist dat raakvlak is mijn speelveld.” Toch maakt Cremers zijn figuren zelden belachelijk. “Ik kijk er met een zekere ironie naar, maar zo’n nagespeelde veldslag kan ook heel indrukwekkend zijn. Dat probeer ik ook in de foto’s te leggen. Aan de ene kant heb ik er respect voor en aan de andere kant denk ik: stelletje mafkezen.”

Op enkele foto’s van Cremers liggen de acteurs dood in het gras of in een uiterst ongemakkelijke positie, half over een jeep gedrapeerd. “Daar ben ik echt helemaal van gecharmeerd. Je moet je voorstellen: een man met een baan. Hij is getrouwd en heeft kinderen. En papa gaat morgen oorlogje spelen. Dus omzeven uur gaat hij naar een veldje in Brabant. Daar vindt hij een bord ‘next battle: 11 uur” “Zo’n veldslag duurt anderhalf uur, maar ook in de eerste minuut worden mensen neergeschoten. Je kunt niet de hele tijd schieten zonder dat iemand neervalt. Dus die man wordt in de eerste minuut doodgeschoten en ligt dus negentig minuten in het gras dood te zijn. Terwijl hij thuis heeft verteld dat hij niet meekon naar het voetbal van zijn zoontje. Dat vond ik echt zo fantastisch!”

Roger Cremers: Declining democracy,
Strozzina/Palazzo Strozzi

Published

Het Parool PS de Kunst

Title

Oorlogje spelen.
Fotograaf Roger Cremers exposeert in Florence

Author

Kees Keijer

Date

19 October 2011