PF interview Roger Cremers 2009

Wie denkt aan toerisme in de ergste vorm, denkt al snel aan een reisleider met paraplu gevolgd door drommen fotograferende mensen. Dat dit fenomeen absurde trekken kan aannemen, laat Roger Cremers (1972) zien in zijn fotoserie van toerisme in voormalig concentratiekamp Auschwitz-Birkenau. Met de reportage won hij als enige Nederlander een prijs bij World Press Photo. Roger Cremers over zijn voorliefde voor Polen, je eigen ding doen en zijn stokpaardje: ironie.

Flirten met moderne documentaire fotografie

Hoewel Cremers het enigszins gekscherend ‘een prijsje’ noemt, beseft hij nu pas wat hij bij World Press Photo heeft gedaan: “Gisteren sloeg ik een boek van World Press Photo open, en
toen dacht ik: wow, die jongen uit Bingelrade staat er straks ook in! Ik werkte altijd heel erg in de luwte, ik was niet een heel bekende fotograaf in Nederland.” Het succes van Roger Cremers
komt niet zomaar uit de lucht vallen. Jarenlang heeft hij er keihard voor gewerkt. Het begon allemaal met het fotograferen van ‘vliegtuigjes’, zoals hij het zelf noemt. Na het overlijden van zijn vader werd Cremers met beide voeten op de grond gezet en besloot hij zijn leven drastisch om te gooien. In plaats van ingenieur te worden vanuit zijn studie HTS vliegtuigbouwkunde, koos hij voor een studie fotografische vormgeving. Cremers: “Ik realiseerde mij dat ik niet als ingenieur de hele dag op kantoor kon zitten. Ik kan mij niet van negen tot vijf concentreren op een TL-buis.”
Roger Cremers is veel te nieuwsgierig in datgene wat er in de wereld gebeurt om tussen vier muren te zitten. Voor hem is zijn camera een heel mooi excuus om zijn neus overal in te steken en
vooral veel te zien. “Dat is iets waar ik nog steeds van geniet. Het komt ook doordat ik altijd al met een camera in mijn handen zat. Ik heb er nooit verder over nagedacht, ik vond die camera gewoon leuk.” Op de academie in Den Haag kwam Cremers in aanraking met allerlei soorten fotografie, maar hij raakte verliefd op de reportagefotografie. Tijdens zijn stage bij het NRC werd hij meteen in het diepe gegooid, maar hij was niet van zijn stuk gebracht: “Gooi mij in het diepe en ik leer zwemmen.” De opgedane ervaring kon Cremers kwijt tijdens zijn stage bij de grote namen Sander Veeneman en Leo Erken: “Je krijgt meer diepgang en ik leerde van hem bij mezelf te denken: wat wil ik vertellen? Het is heel leuk als je met een camera rondloopt, maar wat is je verhaal. Later ben ik blijven hangen en ben ik Sanders assistent geworden.”

Ik hou vast aan mijn ding; ik doe geen concessies.

Rolleiflex
Nu Cremers zelfstandig werkzaam is als freelance-fotograaf, vindt hij het vooral belangrijk bij zichzelf te blijven: “Ik hou vast aan mijn ding; ik doe geen concessies. Op het moment dat je een paar duizend euro rood staat en denkt wat gaan we vandaag eens eten, vraag je je wel af of je niet meer moet gaan leuren om werk te krijgen. Maar zelfs in die tijden is het dat ik gewoon
mijn eigen ding doe.” Wel deed hij de concessie in zijn reguliere werk over te stappen van zwartwit naar kleurnegatief, omdat het werk terugliep. Het eigene van Cremers uit zich vooral in het feit dat hij is overgestapt op 6×6, omdat hij het kleinbeeld wel had gezien en eens iets anders wilde: “Ik had mijn Rolleiflex in mijn handen, toen had ik zoiets van: hé, dat beeld vind ik gewoon mooi. Je kijkt met 6×6 op een hele andere manier dan op kleinbeeld. Het geeft een bepaalde rust. Ik vind mezelf een klassieke fotograaf, maar ik weet ook dat ik een beetje flirt met de moderne documentaire fotografie. Ik vind verstilling een kenmerk van de moderne documentaire fotografie en dat zie je bij mij ook wel terug.”
Opvallend zijn de grote aantallen foto’s die Cremers in Polen maakte. Daarnaar gevraagd, begint hij over zijn geboorte in de mijnregio van Limburg en zijn grootouders die in de mijnbouw
werkten. Roger Cremers raakte gefascineerd door de heldhaftige verhalen en de muziek over de vroegere mijnwerkers. Zou het echt zo geweest zijn? Na enige research kwam hij terecht bij de mijnbouw in Polen en vertrok hij met een doos film richting Midden-Europa om daar rond te gaan kijken. Hij vertelt: “In twee weken tijd lukte het mij wel zo’n mijn in te gaan. Heel veel tijd ben je overigens kwijt met regelen en ritselen. Je leert mensen kennen en die vertellen je waar je eens moet gaan kijken. Voordat ik het wist had ik toch wel een soort liefde voor dat land gekregen.” Cremers verbaast zich vooral over de gekke geschiedenis van landen als Polen. Op straat en in de architectuur zag hij terug hoe men van alles improviseerde, nadat het land vijftig jaar had stil gestaan: “Die mensen krijgen opeens een kans om iets te doen. Dat maakt het heel boeiend om daar eens geweest te zijn.” Tijdens zijn verblijf in Polen, kwam Cremers in de buurt van voormalig concentratiekamp Auschwitz-Birkenau en hij ging er naar toe als bezoeker zonder camera. Maar liefst zeven maal bracht Cremers een bezoek, voordat hij tot fotograferen overging: “Ik was toen bij de zestigjarige herdenking van de bevrijding. Dan zie je daar dingen en dan denk je: verdomd. Na een jaar viel alles op zijn plek en besloot ik dat ik er iets mee moest doen.” Zo fotografeerde hij toeristen gehuld in felle trainingspakken, die de lugubere plek vooral van achter hun camera ervoeren. Ook liep hij een man tegen het lijf gehuld in Tshirt met het opschrift: ‘Smile, it’s an order!’ De categorisering onder ‘Kunst en Entertainment’ bij World Press Photo geeft aan dat het Roger Cremers niet ging om het concentratiekamp, maar om het toerisme. Cremers: “Het ging om het absurdisme daar, dat wilde ik vastleggen. Ik ben erg geïnteresseerd in menselijk gedrag. De mens is zo’n raar beestje, dat rare dingetjes doet.”

Pretpark
Cremers benadrukt met de winnende fotoserie dat mensen een lugubere plek als een concentratiekamp bezoeken alsof het een uitje naar een pretpark is. De beelden van propvolle bussen en lachende, poserende toeristen in deze setting maken de foto’s vervreemdend. In Cremers’ werk is het sleutelwoord ironie: “Op het moment dat ik afdruk, moet ik wel zoiets hebben van: pffff! Dat is wel het geluid bij het afdrukken, zeg maar. Je kan mij niet naar Rwanda of Darfur sturen. Daar kan ik niets.” Zijn humorvolle maar toch kritische blik op toerisme doet denken aan de fotografie van Martin Parr, maar Cremers wijst dit meteen van de hand: “Parr is te makkelijk. Hij heeft gewoon het stokje overgenomen van Tony Ray-Jones toen die in 1973 stierf. Parr heeft dit door de techniek en de kleur verder ontwikkeld.” Cremers ziet vooral een overeenkomst tussen zijn werk en het boek ‘A day off’ van Ray- Jones. Volgens hem vertellen zij beiden hetzelfde verhaal, alleen koos Cremers met Auschwitz voor een bizarre omgeving: “Het gaat om het reageren van de mens op een situatie en het reageren op elkaar in een foto. Als Ray-Jones zestig was geworden, weet ik niet hoe dat eruit had gezien.”

Verdiepen in de luwte
Voor Cremers moet een foto vooral leuk zijn om naar te kijken: Een Elliott Erwitt bijvoorbeeld, dat vind ik fantastisch. Die man kan mij aan het lachen krijgen. Dat is weer een hele andere kijk dan die van Sander Veeneman en Leo Erken.” Als het om zijn eigen werk gaat, is Cremers de meest kritische persoon: “Als ik terugkom, wil ik zoiets hebben van: wow, dit is te gek! En dat gebeurt heel zelden.” Hij heeft tot nu toe weinig gepubliceerd, omdat hij nooit écht tevreden is. En als hij dan eens tevreden is, voelt hij nog niet echt de behoefte om te publiceren: “Ik ben jarenlang in de luwte bezig geweest mij te verdiepen. Ik ga niet leuren met mijn foto’s.” Voor Cremers maakt het weinig uit, want hij hoeft niet te leven van zijn vrije werk. Met het werk dat hij in opdracht doet, financiert hij zijn vrije projecten. Want dat is wat hij het liefst doet, zijn eigen ding doen. Het exposeren in galerieën vindt Cremers leuk, maar dat hoeft van hem niet zo.
Op het moment dat wij hem spreken, staat Roger Cremers alweer in de startblokken voor een nieuw langlopend eigen project: “Ik wil mijnbouw wereldwijd gaan bekijken. De arbeider is hetzelfde: “Je graaft een gat in de grond, je neemt een bijl mee en onder de meest bizarre omstandigheden haal je materialen uit de grond. Daar wil ik wereldwijd wel iets mee gaan doen.” Hij koos China voor zijn project, omdat het daar vreselijk gesteld schijnt te zijn met de mijnbouw. Volgens hem moet er wel een kern van waarheid in zitten, als juist China dat over het eigen land zegt. Cremers hoopt op een goede afloop van het project: “Ik denk dat China een moeilijke gaat worden op het gebied van mijnbouw. Je zit daar als Westerse fotograaf moeilijk qua werk; de bevolking is bang en zal je niet snel binnen vragen. Er zijn ook vaak autoriteiten en directeuren die niet willen.” Uit zijn aanloop naar het succes als fotograaf blijkt echter dat Cremers niet van opgeven houdt, dus ook in China niet: “Blijf op je eieren zitten, vroeg of laat komt er vanzelf een kuiken uit.” Zijn winst bij World Press Photo geeft hem in ieder geval een zet in de goede richting. Op het moment dat ik afdruk, moet ik wel zoiets hebben van: pffff! Parr is te makkelijk. Hij heeft gewoon het stokje overgenomen van Tony Ray-Jones.

Published

PF FOTOGRAFIE 3-2009

Interview by

Edie Peters and Caroline Piek

Date

3 March 2009